dinsdag 1 april 2014

Hoofdstuk 5: Semiotiek

 5.1 Tekens om ons heen

Code en conventies: om een teken te kunnen begrijpen moeten we de code kennen: de letters lezen, de taal spreken en op de hoogte zijn van conventies.


Je moet weten wat dit bord betekent en de letters kunnen lezen om het te begrijpen.


Combinaties met andere tekens: tekens krijgen vaak hun belangrijkste betekenis door de combinaties met andere tekens.
Interpretatie: het teken verwijst niet alleen naar het object, het doet er ook een uitspraak over, dit noemen we interpretatie.
Context en aanwijzingen: vaak geeft de plaats, de omgeving of context van het teken aanwijzingen in welke richting we de betekenis van het teken moeten zoeken.

5.2 Drie soorten tekens volgens Peirce

Iconische tekens: een teken dat gelijkenis vertoont met iets anders. Hoeverre iets op iets anders moet lijken om nog van gelijkenis te kunnen spreken.
Indexicale tekens: een teken dat belangrijke verwantschap vertoont met het object zonder erop te lijken. Dat waarnaar het indexicale teken verwijst, is altijd specifiek bepaald (iets uit de empirische werkelijkheid).


Deze sporen wijzen naar een vos die hier gelopen heeft en zijn sporen heeft achtergelaten. 


Symbolische tekens: het teken staat symbool voor het object, verband tussen teken en object bestaat op basis van afspraken


In de Nederlandse samenleving staat beschuit met roze muisjes gelijk aan dat er een meisje geboren is, hetzelfde geldt voor een jongen met blauwe muisjes. 

5.3 Betekenislagen: de theorie van Barthes

Gelaagde betekenis is een tweede onderscheid die veel communicatiespecialisten gebruiken.
Volgens Barthes krijgen alle tekens in principe altijd betekenis op 2 niveaus:
-       - Denotief
-       - Connotief

Dit heeft betrekking op het herkennen van wát er wordt afgebeeld, om het vervolgens te begrijpen wat er wordt gepresenteerd en wat het betekent.
Denotatie heeft betrekking op de letterlijke betekenis.
Connotatie heeft betrekking op de subjectieve betekenis.  


Deze analysemethode wordt vooral gebruikt in onderzoek naar interpretatie van beelden binnen een bepaalde sociale groep/cultuur.

Denotatie:
·       - Eerste betekenislaag
·       - Herkennen wat er wordt afgebeeld

Je kunt alleen herkennen wat je al weet.

Denotatie berust op algemeen gedeelde kennis.
Denotatie kan je in twee lagen aan brengen.- Primaire denotatie: vorm, rangschikking, grootte, materiaal, kleur etc. - Secundaire denotatie: objectieve betekenis op grond van kennis die mensen delen.

 > secundaire denotatie: verwijzing van de grote M naar een fastfoodrestaurant kun je alleen herkennen als je wat meer kennis van de wereld hebt.

Connotatie:
·        - Tweede betekenislaag
·        - Gaat om de gevoelswaarde , het effect van de betekenis

Verwijzen is denotatief; interpreteren is connotatief.

Connotatie is ook onder te verdelen in twee niveau’s: primair en secundair.

Niveau betekenis
Denotatie
Connotatie
Essentie
Herkennen van het afgebeelde
Begrijpen/waarderen van het afgebeelde
Onderverdeling
      - Primaire denotatie
      - Secundaire denotatie
      - Primaire connotatie
      - Secundaire connotatie
Aard van interpretatie
      - Objectief
      - Intersubjectief (antropologisch)
      - Cultureel
      - Subjectief
Soort betekenisgeving
      - Op grond van objectieve kenmerken
      - Op grond van gedeelde kennis
-     - Op grond van gedeelde waarden
-     - Op grond van persoonlijke waarden


5.4 Wie heeft gelijk: Barthes of Peirce?

Peirce beschrijft de  wijze waarop een teken naar een object verwijst.
Eenrichtingsverkeer: van het object, via het teken naar een betekenis.

Het proces zoals Barthes het beschrijft is wederkerig: het publiek kan de tekens
een andere betekenis geven dan de maker had bedoeld.

5.5 Wat hebben we aan deze wetenschap?

1.   De semiotische begrippen geven je een instrument om gestructureerd te praten over het begrijpen van beeld.

2.   Dankzij de driedeling van Peirce zie je dat voor symbolische betekenis de meeste kennis nodig is. Iconische betekenis is het gemakkelijkst te verwerken en voor een groot deel ook te begrijpen als je niet uit een bepaalde cultuur komt. Al zijn er ook iconen die verwijzen naar objecten die wij niet kennen.

3.   Je kunt bij het produceren van beeld het beste kiezen voor dat teken waar de minste kennis voor nodig is, als je je doelgroep niet kent.

4.   Dankzij de vierdeling van Barthes zie je dat de mate waarin je het effect van het beeld kunt voorspellen afneemt, naarmate het betekenisniveau ‘stijgt’.

5.   Barthes leert ons ook dat je diepe indruk kunt maken door de doelgroep op hogere niveaus aan te spreken. Zo geef je je toeschouwers het gevoel dat het de boodschap echt voor hen bedoeld is en geeft hun voldoening als ze tekens begrijpen die niet voor iedereen helder zijn.

6.   De context waarin een teken wordt waargenomen beïnvloedt waarneming, ervaring en afspraken. Diverse betekenissen kunnen zo ook worden beïnvloed.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten